Tafel X
Nora is al vier dagen dood.
De auto reed negentig in een zone dertig.
Het gevoel van veiligheid dat je krijgt van geschilderde, witte strepen op asfalt is vals. Dat was mijn allereerste les in een wereld zonder Nora. Een wereld waarin ik weduwnaar ben, een woord waar ik verdomme veel te jong voor ben.
De dienst is net voorbij, maar er is niet veel blijven hangen. Er brandden kaarsen, er stond een lachende foto op de kist, er zal ook wel ergens een bloemstuk gelegen hebben. ‘Veel te vroeg van ons heengegaan’ hoorde ik een paar keer passeren. ‘Laat een echtgenoot, een hond en twee cavia’s na.’ Alsof het gebrek aan kinderen in ons leven zorgvuldig moest worden toegedekt met onze border collie en wat knaagdieren.
Nu is er nog een koffietafel in het aangrenzende parochiezaaltje. De koffietafel die iedereen zo helend vindt, waar je de eerste voorzichtige grappen en de nog voorzichtigere lachjes hoort. Ik loop langs twee vuilnisbakken, één voor restafval en één voor papier. Ik voel de verfrommelde papieren zakdoekjes in mijn broekzak en twijfel. Zijn die voor het papier? Ik weet niet zeker of snot en verdriet recyclebaar zijn en gooi ze voor de zekerheid bij het restafval. In het zaaltje staan enkele ronde tafels, de begrafenisondernemer duwt me een wit kaartje in de hand. ‘Gelieve u naar deze tafel te begeven en de tafelschikking te respecteren. Ik dank u.’ Ik zie haar familie naar de tafel gaan waar de grote letter F op prijkt, haar vriendinnen zitten al aan tafel V. Ik kijk naar mijn kaartje, verwacht ook een F te zien zodat ik bij mijn schoonfamilie kan gaan zitten, maar in plaats daarvan brandt er een grote, zwarte X op mijn kaartje. ‘Bent u zeker dat er geen F is voor mij?’
‘Ik zal het systeem nog even checken voor u. U bent de echtgenoot, als ik me niet vergis?’ Ik knik, hij zegt iets tegen een plat scherm, dat hem met een zwoele vrouwenstem antwoordt dat ik inderdaad ingedeeld ben aan tafel X. Het systeem. Ik herinner me vaag een online vragenlijst die ik had moeten invullen op de website van de begrafenisondernemer, waarin ik moest specifiëren wat mijn relatie tot de overledene was. Ik zie tafel X in een hoekje van de zaal. Er zitten nog vier andere mannen, hun zwarte hemden steken storend af tegen de helwitte muur en het mijne doet dat vast ook. Ze hebben allemaal een warrig, donker kapsel, net als ik, en zien er nogal ongemakkelijk uit. Ik ken niemand.
Ik ga aarzelend zitten, waarna er nog één lege stoel overblijft aan deze vreemde tafel. De man links van me glimlacht en steekt zijn hand naar me uit. ‘Jij bent zeker Bert? Ik herken je van jullie huwelijksuitnodiging. Ik ben Samuel.’ Samuel, Samuel. Waarom hadden wij een uitnodiging gestuurd naar deze man? Waarom had zij hem een uitnodiging gestuurd? Ik schud zijn donkerbruine hand en kijk naar het gouden ringetje door zijn oorlel, het rode sjaaltje dat om zijn hals geknoopt zit en zie tot mijn ontzetting dat de nagel van zijn pink roze geverfd is. Wat een extravaganza, hoe ongepast op een begrafenis. De bovenste knopen van zijn hemd staan open en ik zie de aanzet van een pak gekruld borsthaar. Zelf was ik nooit in staat geweest meer vacht op mijn borst te kweken dan wat verloren zwarte haren rond mijn tepels. Ze had er altijd mopjes over gemaakt, die liefdevol waren in mijn herinnering maar nu ik deze indrukwekkende lichaamsbeharing zie, vraag ik me plots af of er nooit een zweem van spot in doorgeklonken had. ‘Eh… Ja klopt, ik ben Bert. Van waar ken… kende je Nora?’ Wanneer ik haar naam zeg, vergist mijn stem zich van octaaf en ik voel me in één klap weer veertien. ‘We zaten samen aan de universiteit. In het laatste jaar hebben we samen een paper geschreven over Clara Peeters. Veel nachten aan doorgewerkt.’ Een nostalgische glimlach speelt om zijn lippen. Oh, geweldig, een van haar vrienden uit de kunstgeschiedenis. De meesten van hen waren blasé cultuursnobs en ik was altijd blij wanneer die zeldzame reünies voorbij waren. Samuel had ik daar echter nooit gezien. ‘Clara Peeters?’ vraag ik beleefd, beschaamd dat ik niet meer weet over de universitaire interesses van mijn vrouw, bedroefd dat ik er haar nooit meer om zal kunnen vragen. ‘Ken je Clara Peeters niet? Ze was in de zeventiende eeuw in Antwerpen zeer belangrijk voor de ontwikkeling van het stilleven als genre. Maar ik zal je er niet mee vervelen, Nora vertelde me onlangs dat kunst je niet echt kan bekoren. Laten we over iets anders praten.’ Er is geen enkele zin zo effectief om een pijnlijke stilte te veroorzaken als ‘laten we over iets anders praten’. Normaal begint mijn brein dan op volle toeren te draaien op zoek naar een gespreksonderwerp maar nu bonzen enkel de woorden ‘Nora vertelde me onlangs’ door mijn hoofd. Onlangs? Had Nora hem iets verteld? O N L A N G S? Hoe kan deze excentriekeling uit haar studententijd die nooit op de reünies was onlangs nog met haar gesproken hebben?
‘I am Alejandro,’ zegt een zuiders type ineens met een zwaar accent. ‘Fifteen years ago Nora stayed at my farm in Andalucía. We worked with the horses and picked olives.’ Zijn brommende stem is zwaar en deze man lijkt ernstig en tegelijkertijd dromerig. Over haar maanden in Spanje vertelde ze soms wel iets maar ik had er nooit over doorgevraagd. Ik vond haar blik maar niets tijdens die verhalen, er verschenen altijd heimwee en geluk in haar ogen en nu ik deze zongebruinde boer zie, begin ik te denken dat spijt ook deel had uitgemaakt van die angstaanjagende mengeling. Hoe overdreven dat deze Alejandro helemaal uit Spanje komt voor een begrafenis van iemand die hij vijftien jaar geleden gekend heeft. Ik glimlach moeizaam naar hem, een glimlach die bevriest op mijn gezicht wanneer een herinnering aan Nora door mijn hoofd schiet. We waren naar de opening van een of andere kunstgalerij geweest, waar de gratis champagne op dienbladen werd rondgedragen en waar je nooit langer dan een paar minuten met een leeg glas in je handen kon staan. Tegen het einde van de avond was ze straalbezopen en toen we eindelijk thuis waren en ik haar in bed probeerde te leggen, begon ze giechelend mijn hemd los te knopen. ‘Kom schat, laten we nog even… Je weet wel. Ik heb mijn eisprong, misschien lukt het ons wel…’ Haar puberale gebrabbel en het woord ‘eisprong’ wonden me niet direct op, dus wees ik haar af. Daarna begon ze slaap- en echt dronken nog wat dingen te roepen. ‘Alex was de beste oooooit. Tussen de bomen in de zon met Alexxxx…’ Alex, Alejandro. Ze had het met deze Spaanse boer gedaan. En hij durft naar haar begrafenis te komen en aan mijn tafel te gaan zitten. En als hij het met haar gedaan had, betekende dat dan… Ik kijk naar Samuel. Hij staart terug met dat vieze lachje van hem, ik ben de eerste die mijn ogen neerslaat. ‘Veel nachtjes doorgetrokken’, zei hij dat niet zopas? Dat zou verklaren waarom ze me nooit iets verteld had over hem. En als ‘geneukt met Nora’ het criterium is om aan deze perverse tafel te komen zitten, dan… ‘En jij? Heb jij ook mijn vrouw geneukt?’ vraag ik aan de derde man, die nog niets gezegd heeft. Hij knikt langzaam. ‘Hoe kende je haar? Vertel op!’
‘Twaalf jaar geleden leerde ik haar kennen op een festival in Duitsland. Ik bouwde er mee aan de decors en werkte wat als geluidsman. We ontdekten dat we thuis best dicht bij elkaar woonden.’ Hij pauzeerde. ‘We zijn drie jaar samen geweest.’
‘En jij?’ spuug ik naar de vierde, de laatste.
‘Ze was mijn eerste lief,’ zegt hij treurig, ‘Ik ben haar nooit echt te boven gekomen, laat staan vergeten.’
Even lijkt het alsof iemand weer geopperd heeft om over iets anders te praten, want de stilte die nu valt, is nog langer en pijnlijker dan daarnet. Deze keer breekt Samuel hem, maar achteraf gezien wou ik dat hij dat niet gedaan had. ‘Eerlijk gezegd ben ik een tikje… hoe zal ik het zeggen? Verbaasd misschien… dat ze uiteindelijk met jou getrouwd is. Jullie hadden niet veel raakvlakken, lijkt me… Waar gingen jullie gesprekken dan eigenlijk over?’ Hij heeft gelijk. Ik zou mezelf ook zo uit deze rij plukken. Misschien had het getik van haar biologische klok haar wel gedwongen om met mij genoegen te nemen. Heeft ze ooit wel van me gehouden? De enige die me van die vraag kan verlossen, ligt nu in een oven. Dan gaat de deur plots open en komt er nog een vrouw binnengewaaid. De begrafenisondernemer drukt haar een kaartje in de hand, ze is vast een van haar vriendinnen. Maar dan loopt ze tafel V voorbij en van ver zie ik dat haar witte kaartje gebrandmerkt is door een pekzwarte X.
De begrafenisondernemer geeft een vrouw die te laat is haar kaartje en kijkt tevreden de zaal rond. ‘Dat heb je prima gedaan,’ zegt hij bijna liefdevol tegen het platte scherm in zijn hand. Ze antwoordt sexy: ‘Wij hebben het prima gedaan.’ Zijn collega moest eerst niets weten van het nieuwe systeem, maar dit succes zal vast zijn ogen openen. De koffietafel is al pijnlijk genoeg, en nu had hij, samen met haar natuurlijk, ervoor gezorgd dat je tenminste aan een tafel kwam te zitten met mensen waarmee je zo veel mogelijk gemeen had. Plots ziet hij hoe de echtgenoot opstaat van zijn tafel, maar meteen weer ineenzakt op zijn stoel. De andere vier mannen aan de tafel vangen hem op en beginnen hem naar buiten te dragen, vast voor wat frisse lucht. De vrouw die net is aangekomen gaat zitten aan de inmiddels lege tafel, schenkt zich een kop koffie in en neemt een hap van haar croissant.